Een ons geluk is meer dan een kilo verstand

Zaterdag 6 september werd tijdens de Reünie en Algemene Ledenvergadering van onze Studiegroep door Wim Drost gesproken. Hij sprak over het op papier zetten van ‘Jouw Levensverhaal’.

Wim vertelde, stelde vragen, deelde zijn ervaringen en gaf tips. Hij deed dit op een zeer prettige wijze met een deskundige onderbouwing.

Als schrijver van mijn eigen jeugdlevensverhaal was veel van wat Wim aanhaalde herkenbaar. Graag had ik hem eerder ontmoet.

Hans (redactie- en bestuurslid) heeft gevraagd of ik enkele hoofdstukken uit mijn boek ‘Een ons geluk is meer dan een kilo verstand’ wil aanreiken om in het blad op te nemen. Een lastige keuze. Maar het zijn belevenissen uit 1962 geworden.

Wij, mijn ouderlijk gezin, zijn toen naar Oudkarspel, gemeente De Langedijk verhuisd – het Rijk der Duizend Eilanden – nu verkaveld. Op dat moment ben ik 11 jaar. Mijn vader was vooral koopman en handelde toen in onroerend goed. Daarnaast boerde hij hobbymatig en nam toen pinken (jonge koeien) in de kost. Het strekt te ver nog meer uit te leggen. Eén ding is zeker, het schrijven heeft mij veel voldoening gebracht.

“HET RIJK DER DUIZEND EILANDEN” 1962

Samen met pa en broertje Gerard al varende “het Rijk der Duizend Eilanden” ontdekken. Een gebied van 5300 hectare dat mij als een magneet aantrok en oneindig groot leek. In werkelijkheid waren het ongeveer 15.000 eilandjes. Wij verkenden het gedeelte tussen Oudkarspel, de Provinciale weg van Koedijk naar de Langedijk tot aan de Diepsmeer, Warmenhuizen, Kalverdijk en de Ambachtsdijk. Een belevenis!

Fascinerend wat er op en uit het water aan watervogels voor je neus opduikt en dan onderwijl de olieachtige geur opsnuiven van de pas geteerde zwarte schuit.

Zicht op een stukje Geestmerambacht met het Barnewiel. Rechtsboven met dakkapel, onze Stolp. Foto overgenomen.

Tijdens het varen wiegt het riet in de sloten. Gebiologeerd tuurde ik naar het water dat eerst door de motorboot van de kanten werd weggezogen. Daardoor werd er een deel van de onder water liggende akkerkanten met holen zichtbaar.

Het water speelde even met de waterplanten en kwam snel daarna weer aanrollen. Pa zei: “Doe de motor maar uit.” Dan dobberden wij rond en genoten. We hoorden golfjes tegen de schuit klotsen, de polderwind masseerde ons hoofd, de weide- en akkervogels vlogen vrij om ons heen en we zagen de akkers vol met weelderig groeiende kool en aardappelen met hier en daar tulpen en de graslanden. Een zwoegende koolboer stopte even met z’n werk en keek naar ons om te zien wie daar voeren en wij begroetten elkaar. Het was een ervaring die mij een gelukzalig gevoel gaf. Je waande je in een totaal nieuwe, volmaakte wereld. De grote buitenwereld was ver, heel ver weg.

Varen met een stalen Langedijkerschuit. Deze had de karakteristieke kleurstelling zwart van buiten met een rode boeiselrand om de hele vlet.

Onze schuit werd aangedreven door een vaste Albinmotor. Het aanslaan van die motor ging met de hand en dat was voor mij in het begin gevaarlijk lastig. Met overtuiging moest deze door de compressie heen geslingerd worden. Deed je dat niet voldoende, dan sloeg dat kreng de handgreep terug. Mijn hand heeft in het begin menig klap opgelopen, maar vloeken mocht niet. De Albinmotor was watergekoeld. De warme koelwaterstraal gebruikten we om de handen te wassen , maar de doorstroming stagneerde regelmatig. Dan raakte pa oververhit. Hij vloekte niet en haalde met zijn lange armen onder water tastend het flap weg.

Wij deden ook vaartochten met het hele gezin. Wat een plezier gaf dat, iedereen genoot. Pa: “Borst vooruit, schouders naar achteren en haal je longen vol met frisse lucht.” Of wij daar gehoor aan gaven, weet ik niet maar meermaals heeft hij deze woorden herhaald.

We hadden een groot stuk grasland in de Kerkmeerpolder en aan de overkant van het water, dat de Winterweg werd genoemd, hadden we een grasakker. We huurden ook nog grasland in de Diepsmeer. De oppervlaktematen van de streek hadden benamingen als een snees van ongeveer 232 m2, een bunder van 1 ha (10.000m2) en een geers van ongeveer 0,3017 ha. Dat laatste was de hoeveelheid grasland die nodig is om een koe te voeden.

Het varen van huis naar de Kerkmeer duurde ongeveer een half uur. Vanaf het Barnewiel links om het Vrouwelandje de Barnewielsloot uit, rechtsaf de Winterweg in en dan was het iets verderop aan de linkerkant.

School uit, dan wist je niet hoe snel thuis te komen. Oude kloffie aan, een overall daar overheen met een oude legerkoppel om je middel. Bij warm weer schoot je zo in de overall. Maar altijd laarzen aan en die deden geen stap zonder elkaar. Dan kon ik mij in en rond de boerderij heerlijk vrij uitleven. Dit vaak in gretige afwachting van de thuiskomst van de schuit. Ja, want dan ging ik allien varen.

Frans Drost (familietak Haastrecht)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *