Over meesters, Drosten en meer

Omroep Max heeft dit kalenderjaar een serie van zes programma’s uitgezonden onder de titel Gezonken meesters, schilderijen van Hollandse meesters die verloren zijn gegaan bij een scheepsramp in 1771. De schilderijen werden van Amsterdam naar Sint Petersburg verscheept, maar tijdens een storm verging het schip Vrouw Maria in de Oostzee ter hoogte van het eiland Jurmo. De schilderijen gingen verloren. In het tv-programma kregen kunstenaars van allerlei snit de mogelijkheid hun versie van een gezonken meester te maken op basis van een beschrijving van slechts enkele regels tekst, andere schilderijen van dezelfde schilder en uitleg van twee deskundigen, tevens de jury. De resultaten waren prachtig en zeer divers. De komende maanden zijn de werken van de winnaars te zien in het Maritiem Museum te Amsterdam. Het zal duidelijk zijn dat hier met het woord meesters in Gezonken meesters de schilderijen bedoeld zijn en niet de kunstenaars zelf … Meesters is hier een verkorting van meesterwerken, gemaakt door meesterschilders. Het woord meester wordt in allerlei contexten gebruikt en daar komen we ook naamgenoten tegen.

© Delpher

Meesterschoenmaker

In de Harlinger Courant van 11 maart 1863 stond deze advertentie van ene J.H.H. Scholte die lederproducten van H. Drost aanprijst. Waarom Scholte deze aanprijzing doet, blijft onduidelijk. Drost wordt aangeduid als meesterschoenmaker. De titel meester, afgekort met Mr., wordt hier gebruikt voor iemand die een hoog niveau van kennis en/of vaardigheden heeft bereikt. Dat was in die tijd een gebruikelijke aanduiding en ook nu nog kom je die titel tegen, zoals bij meesterbinder (een bloemsierkunstenaar nu AllRound Dutch Floral Arranger genoemd) en schaakgrootmeester. Een grootmeester is iemand die zelfs het niveau van de meester overtreft.

De afkorting mr. wordt nu vooral gebruikt door juristen die meester in de rechten zijn en daarvoor een universitaire opleiding hebben voltooid. De voorzitter van onze Studiegroep Geslachten Drost voert die titel: mr. Yme Drost en ook mijn eigen zoon: mr. Martijn Drost. Even snel googelen leverde op dat er een flink aantal naamgenoten is die ook die titel mogen voeren.

De meestertitel voor ambachten zoals de meesterschoenmaker gaat terug op de gildes die ontstonden in de middeleeuwen. In een gilde organiseerden de meesters in een bepaald ambacht zich, wisselden kennis uit en namen de zogenoemde meesterproef af voor nieuwe toetreders. Het was dus een soort vakvereniging. Als de meesterproef met succes was afgelegd, mocht de betrokkene de titel meester voeren en trad hij toe tot het gilde. Daarvoor was hij gezel. In de onderwijskunde wordt nog steeds gesproken over het meester-gezelprincipe dat deze wijze van werken als uitgangspunt neemt. Gezel had in het Middelnederlands de betekenis makker of kameraad. We vinden dat terug in de woorden gezellig en metgezel. Ook ons woord vrijgezel is waarschijnlijk afgeleid van ‘vrije gezel.’

Technasia en de meesterproef

In het Nederlandse onderwijs profileert een honderdtal havo/vwo-scholen zich als technasium. Is het gymnasium vooral voor leerlingen die wat meer met talen willen doen (de alpha’s), bij het technasium gaat het om de exacte vakken en techniek (de bèta’s). Het vak wordt O&O genoemd: Onderzoeken en Ontwerpen. Er wordt gewerkt met projecten en bij voorkeur voor een échte opdrachtgever, zoals een bedrijf uit de buurt! De O&O-lessen zien er dan ook heel anders uit dan bij andere schoolvakken. De opleiding wordt afgesloten met een meesterproef en als die voldoende is, krijgen de leerlingen naast hun diploma ook het certificaat technasium.

Een werknemer die een ambacht wilde leren, begon zijn werkzame leven als leerling. Na enige tijd volgde de titel gezel en ten slotte, na de meesterproef, die van meester. Als een meester ook nog ondernemer was, dan werd wel de aanduiding baas gehanteerd. Ook de huidige mbo-opleidingen kennen niveaus. Niveau 1 is de entreeopleiding, niveau 2 is de basisberoepsopleiding, niveau 3 de vakopleiding en niveau 4 wordt de middenkaderopleiding genoemd.

De meestertitel bij ambachten (zoals meesterschoenmaker en meesterbinder) was ook altijd gekoppeld aan het overdragen van kennis of vaardigheden, kortom van vakmanschap. Het kwam voor dat de meester een van drie of vier groepje leerlingen in dienst had die stapsgewijs vertrouwd werden gemaakt met het beroep. Aandacht voor algemene vakken zoals wiskunde, Engels en burgerschap was er uiteraard niet. In het onderwijs werd en wordt een leraar op een basisschool vaak als ‘meester’ aangesproken. Zijn vrouwelijke equivalent (de ‘juf’) ontbeert die mooie titel.

© Delpher

Meer meesters Drost

In 1941 bood Laurens Drost wekelijks in de Nieuwe Harlinger Courant zijn diensten aan als een gediplomeerde ‘Meester in het kleermaken.’ Later, in 1953, voegt hij veelzeggend toe: ‘De enige Meester kleermaker.’ Officieel was toen het gildensysteem allang afgeschaft, maar het voeren van de meestertitel strekte nog altijd tot aanbeveling.

In 1937 werd J.P. Drost benoemd tot eerste burger – de burgemeester – van het Zeeuwse Breskens. Hij had rechten gestudeerd in Utrecht en dus was zijn ambtstitel: mr. J.P. Drost, burgemeester! (bron: Wikipedia)

In de Opregte Haarlemsche Courant van 3 augustus 1843 werd verteld over een uitermate tragisch ongeval op een bouwplaats in Rotterdam zonder verdere details waarbij R. Uijtdenbroek Drost, meestermetselaar, omkwam. Robertus Uitdenbroek Drost, zoon van Hironimus Drost en Maria Elizabeth Uijtdenbroek, overleed op 28 juli 1843 op 30 jarige leeftijd. Daarvoor, op 9 mei 1829, meldde de Rotterdamsche courant dat R. Uijtdenbroek Drost de kleinen Zilveren Erepenning in de tweede klasse van de burgerlijke bouwkunde was toegekend.

In het dagblad De Nederlander van 5 oktober 1912 werd de schoonheid van het Veluwse Nunspeet bezongen. In die ode wordt meester Drost opgevoerd, die ooit begonnen was als ‘ondermeester’ bij zijn vader die de bovenmeester van een plaatselijke lagere school was.

Op 9 augustus 1957 meldde de Harlinger Courant dat in Utrecht geslaagd was voor het kleermakers-examen gezel B ‘onze stadgenote, mej. Ursula Drost.’ Aanvankelijk waren deze functies voorbehouden aan mannen, later konden ook vrouwen gezel worden en kennelijk werden er examens op verschillende niveaus afgenomen.

In de courant De grondwet van 9 december 1926 wordt verteld over een beroemde biljarter, ene Drost die aangeduid wordt met biljart-meester.

Nog meer meesters

De titel Meester wordt in Nederland ook gevoerd door (het gilde van) Goud- en Zilversmeden; zij hebben ook een uniek meesterteken waarmee zij hun werkstukken of producten merken. Bij de spoorwegen en in de scheepvaart is het gebruikelijk om meester als (aanspreek)titel te gebruiken voor een machinist. Dit komt voort uit het feit dat de stoker van een stoomtrein of stoomboot werd opgeleid door de machinist, die voor hem dus de meester was. We kennen ook de badmeester die toezicht houdt in een zwembad en een ijsmeester die verantwoordelijk is voor de conditie van het ijs op een ijsbaan. Ten slotte is er de bekende penningmeester die toezicht houdt op de financiën.

Ook in uitdrukkingen komt de term meester voor, zoals in: ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ in de betekenis dat sommige problemen niet met zachtheid kunnen worden opgelost. Het woord heelmeester is een equivalent van arts. En de uitdrukking ‘Het oog van de meester maakt het paard vet’ betekent zoveel als wanneer de baas aanwezig is, wordt er harder gewerkt. Ook kan je een situatie meester zijn, zoals we kennen uit het sein ‘brand meester’ en kan er worden gezegd dat iemand ‘heer en meester’ is en dat wil zeggen dat hij of zij de situatie geheel onder controle heeft.

Volgens het nationale woordenboek van Van Dale kent onze taal maar liefst 266 woorden die eindigen op meester. Ik noem enkele opvallende: damgrootmeester (parallel aan het schaken), dijkmeester, balletmeester, catechiseermeester, ceremoniemeester, havenmeester, hofstalmeester, kapelmeester, magazijnmeester, kwartiermeester, kerkrentmeester en muntmeester. In elk van de gevallen gaat het om iemand die meer dan gemiddeld goed is in zijn vak en vanuit die kennis en ervaring toezicht houdt.

Frank Drost (1953) was een Nederlandse dammer die zowel Nationaal Grootmeester als Internationaal Meester is. Hij is de bedenker van het Drost-systeem (het offeren van een schijf in een specifieke opstelling die ook een aanval op een schijf van de tegenstander inluidt). Van 1973 tot 2001 was hij damredacteur van Trouw. In 1980 is hij met de actieve wedstrijdsport gestopt. (Bron: Wikipedia)

Op de website van Oud-Castricum treffen we ene Jacob Drost aan die omstreeks 1776 huwt met Alida Essink. Het beroep van Jacob is chirurgijn (lees: arts van uiterlijke aandoeningen). Het was het tweede huwelijk van Alida Essink, daarvoor was ze getrouwd met Adriaan Toulouse die meester-chirurgijn werd genoemd.

© Delpher

De ondernemende H.B. Drost uit Bolsward probeerde via de Leeuwarder Courant van 22 september 1890 werk te krijgen als docent kleermaker. Zijn kennis was actueel en hij bracht iets nieuws in Friesland voor de ‘H.H. Kleermakers’ (H.H. betekent: heren). Twee jaar later heeft hij promotie gemaakt en bedient hij zich in dezelfde krant van de titel: ‘mr. kleermaker.’ Het was overigens ook de tijd dat de naaimachine zijn intrede deed.

Wim Drost, Ede

Dit artikel verscheen eerder in het Mededelingenblad, Jaargang 34, nummer 1 – maart 2025



Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *