Willempje Drost uit de schaduw

In het Mededelingenblad van september 2019 heb ik u uitgebreid verteld over Willempje Drost die een ernstig ongeluk kreeg op de eerste dag van haar nieuwe baan in Meppel na een periode van enkele jaren opsluiting en heropvoeding in het bedelaarsgesticht in Veenhuizen. Ik baseerde het verhaal op deze mededeling in Drenthsche Courant van 6 juni 1851 (via Delpher) en wat speurwerk in publieke archieven:

artikel Willempje Drost in Drentse Courant  6-6-1851


Veel over deze naamgenoot was op dat moment onhelder. Het verhaal liet me echter niet los en dus ben ik weer op zoek gegaan naar meer gegevens over deze jonge vrouw uit Meppel. De corona-pandemie dwong me ertoe alleen vanuit huis op zoek te gaan. Gelukkig zijn er veel archieven gedigitaliseerd en online te raadplegen. Uit mijn naspeuringen tekende zich het volgende beeld.

Familie

Willempje Drost werd geboren op 15 augustus 1817 in Meppel als de helft van een tweeling. Ze was dochter van Hendrik Drost (1785-1848, geboren in Amsterdam) en Marrigje of Merchien Keijzer (1790-1848, geboren in Meppel). De tweelingzus van Willempje heette Ida en overleed toen ze nog maar 20 weken oud was. Ook een ‘tweede Ida’, geboren in 1818, overleed heel jong, 3 jaar oud.

De naam Willempje werd soms ook als Willempien geschreven. In één document (ca. 1825) van de gemeente Meppel kan je zelfs zien dat haar naam is gewijzigd. Zie hieronder. Het betreft de aantekeningen van de gezingssamenstelling van Willempje ten einde belasting te heffen.

gezinssamenstelling

Vader Hendrik Drost was wever van beroep (soms ook wevervoorman en koopman genoemd). Zijn vrouw had, zoals dat toen heette, geen beroep – ze zorgde voor de kinderen. Ik krijg de indruk dat we te maken hebben met een gewoon gezin in de armoede van de negentiende eeuw.

Epilepsie

Met Willempje was echter wel iets bijzonders aan de hand; ze leed aan toevallen – epilepsie zouden we nu zeggen. Nu was epilepsie aan het begin van de negentiende eeuw nog een onbegrepen ziekte. In een letterkundig tijdschrift uit 1814 vond ik een artikel waarin stellig werd beweerd dat de lijder aan epilepsie gedurende enkele maanden in een koeienstal moest gaan wonen en dan beslist genezen zou zijn. U begrijpt dat de medische wetenschap nog in de kinderschoenen stond!

Het lot van iemand die in de negentiende eeuw leed aan epilepsie was niet best. Vermoedelijk zal Willempje ernstig onder de ziekte geleden hebben. Dat ze bedelaar werd, duidt erop dat ze uit het gezin verstoten of vertrokken was. Uiteindelijk wordt ze door de politie opgepakt en door de rechter veroordeeld tot ‘Veenhuizen.’ Dat was in 1847, ze was toen 30 jaar oud.

Veenhuizen

Bij de intake in het bedelaarsgesticht in Veenhuizen is een beschrijving van Willempje opgenomen. Nu zouden we een foto maken, destijds noteerde men een aantal lichaamskenmerken. In de psychiatrie, voor zover je daarvan kon spreken, zocht men naar verbanden tussen lichaamskenmerken en psychische aandoeningen. Een zoektocht die niets heeft opgeleverd.

Willempje was volgens de aantekeningen 1,51 meter lang, had een ovaal gezicht, bruin haar, bruine ogen, een dikke neus en een ‘ordinaire’ (gewone) mond met een ronde kin. Andere bijzonderheden waren er niet. Waren die er wel dan zouden die zeker vermeld zijn. Tijdens haar verblijf in Veenhuizen, in 1848 overleden kort na elkaar eerst haar moeder en zes weken later haar vader.

De situatie in Veenhuizen en in de andere oorden van Maatschappij van Weldadigheid was in het midden van de negentiende eeuw zorgwekkend geworden omdat het succes van de heropvoeding van ‘de paupers’ en de bedelaars niet zo succesvol was als men had gehoopt. Er was geldgebrek en wellicht dat daardoor Willempje op 31 mei 1851 werd ontslagen. Bijzonder is evenwel dat ze als arbeidster een baan kreeg bij een bedrijf in Meppel. Dat leek allemaal mooi, maar – en dan zijn we weer terug bij het bericht in de krant van 6 juni 1851- daar krijgt ze een ernstig ongeluk. Ze valt op de eerste dag dat ze als arbeidster aan de slag gaat, ’s morgens om 8 uur al, in een grote bak met kokende verf waardoor haar borst, gezicht en handen verbranden. De helse pijnen die Willempje als gevolg daarvan heeft moeten doorstaan kunnen we ons nauwelijks voorstellen.

Nu was haar overleden vader wever geweest en het was niet ongebruikelijk dat de stoffen in de weverij geverfd werden. Dat roept de vraag op of de reputatie van haar vader wellicht Willempje aan een baan had geholpen.

Krankzinnigengesticht

Vier jaar na het vreselijke ongeluk, in 1855, komen we Willempje weer tegen in een uitspraak van de rechter die besliste dat zij gedwongen moest worden opgenomen in een Krankzinnigengesticht. Ze verhuisde naar het Oude en Nieuwe Gasthuis in Zutphen. Dat gebeurde voor haar eigen veiligheid en om overlast voor anderen te voorkomen. Ze werd geplaatst in de ‘vierde klasse’, dat wil zeggen dat de familie geen financiële bijdrage kon leveren en het verblijf spartaans was met grote slaapzalen, weinig vertier en sobere gebouwen.

Over haar verblijf in Zutphen is slechts bekend dat de rechter haar verblijf telkens verlengde tot Willempje op 2 januari 1864 overleed, 46 jaar oud.

Ik stel me zo voor dat de uitvaart van Willempje ging zoals in het gedicht ‘Er werd een verpleegde begraven’ van Ruurd Faber is beschreven (ik heb hem/zijn in haar en hij in zij veranderd). Een fragment:

Acht lotgenoten bewezen haar de laatste eer

En lieten haar in de diepe zandkuil neer.

De dominee bad het Onze Vader aan haar graf

D’ administratie voerde haar van de sterkte af.

In een zwartgeverfde, vurenhouten kist

Rust zij nu, die door niemand wordt gemist.

Vragen

Er blijven natuurlijk vragen over. Hoe kon het ongeluk met de kokende verf gebeuren? Is Willempje uitgegleden, deed ze onvoorzichtig of kreeg op een slecht moment een toeval? Waarom werd ze veroordeeld tot verblijf in het bedelaarsgesticht in Veenhuizen? Het vonnis ligt in het gemeentearchief van Meppel. Na corona hoop ik daar een keer heen te gaan. Hoe zag een dag in het bedelaarsgesticht eruit? Een boek erover van Wil Schackmann heb ik besteld. Daarin hoop ik ook beeldmateriaal aan te treffen dat een en ander ondersteunt. Hoe ging het er aan toe in het krankzinnigengesticht in Zutphen? Wat deden de verpleegden de hele dag? Was er een bijzondere reden dat de ouders van Willempje enkele weken na elkaar stierven?

Ten slotte

De periode dat Willempje Drost leefde, ligt zo’n anderhalve eeuw achter ons. We kunnen ons de situatie in de negentiende eeuw nauwelijks voorstellen, daarvoor zijn de verschillen met nu te groot. Toch is het goed je zo nu en dan af te vragen hoe het voor onze voorouders toen was. Er zijn allerlei bronnen die ons een inkijkje geven of, beter gezegd, die ons puzzelstukjes geven van een puzzel waarvan we het te leggen plaatje niet compleet kunnen kennen. Het moeten barre tijden geweest zijn met veel armoede, slechte huisvesting, nauwelijks gezondheidszorg en een beperkte levensverwachting (mannen 36 jaar, vrouwen 38 jaar). Elk pijntje werd gevoeld en de dood was veel nadrukkelijker aanwezig dan nu.

Petje af voor Hendrik en Marrigje Drost en hun gezin, zij moesten het maar zien te rooien, een diepe buiging voor Willempje die met al haar beperkingen door het leven moest en veel waardering voor alle inspanningen die gedaan werden om de paupers en krankzinnigen een beter leven te geven.

Wim Drost – Ede

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *